Gepubliceerd op 23-02-2021

Jean de la fontaine

betekenis & definitie

fransch dichter, geboren op het kasteel Chateau Thierry 1621,. overl. te Parijs 1695, was de zoon van den opzichter over de bosschen, parken en vijvers van gemeld kasteel en eerst voor den geestelijken stand bestemd. Doch al spoedig bleek het dat hij daartoe geen roeping bezat, zijn vader gaf hem werkzaamheden op het kasteel, hij huwde (1647) en verbleef op Chateau Thierry en te Eeims tot na het overlijden van zijn vader, verliet toen zijn gezin en vestigde zich te Parijs om daar van het beoefenen der letteren te leven.

Tot zijn eerste werken behooren een comedie Clymène (1659), Le songe de Vaux, een gedicht ter eere van den surintendant Fouquet, een ander tot diens verdediging, Elegie aux Nymphes de Vaux (1661) en een Ode au roi (1663). L. kwam nu in aanraking met Molière, Boileau en Eacine; uit die dagen dagteekenen (1669) zijn roman met verzen, Les amours de Psyche et de Cupidon; zijn befaamde Contes (1664—67) en de eerste van zijn Fabels (1668), waaraan hij zijn roem te danken heeft. In 1678 verscheen een tweede bundel fabels, in 1694 door een derde gevolgd. Bovendien schreef L. een nieuwe verzameling Contes (1671—75) een drietal opera’s, de blijspelen Le F lor ev tin en La coupe enchantée, gedichten waaronder het fraaie Epitre a Huet, en brieven, waarvan die aan mad. de la Fointaine en Maucroix uitmunten. De laatste jaren van zijn leven leidde L. een geregeld bestaan.

< >