nederl. admiraal, geb. 1761 te Kampen, trad in zeedienst, was luitenant, toen de gebeurtenissen van 1787 hem noopten het land te verlaten. Hij trad in franschen krijgsdienst en keerde in 1795 als brigade-generaal met het leger van Pichegru in Nederland terug.
Bij de nieuwe organisatie van de zeemacht der Bataafsche republiek werd W. als adjudant-generaal aan ?t comité van marine toegevoegd en 26 Juni 1796 benoemd tot viceadmiraal en opperbevelhebber der vloot. In den zeeslag bij Kamperduin, 11 Oef 1797, met de Britsche vloot onder Duncan, werd W., trots zijn persoonlijke dapperheid, bij het verdedigen van het schip „de Vrijheid”, geslagen en gevangen genomen, maar in Dec. weder uitgewisseld. In 1799 droeg het bestuur hem andermaal het opperbevel der zeemacht op, waarvan hij in 1802 tijdelijk werd ontheven, teneinde een kruistocht in de Middellandsche zee te doen. Bodewijk Napoleon, in 1806 koning van Holland geworden, schonk aan W. den titel van maarschalk en verhief hem daarna tot graaf van Huissen. Tijdens den tocht der Engelschen naar Zeeland in 1809, nam W. maatregelen tot verdediging der Hollandsche en Zeeuwsche stroomen, doch werd vermoedelijk op aandrang van den keizer, een tijd lang vervangen door VerHuell en eerst hersteld nadat het gevaar was geweken. Na de kort hierop gevolgde inlijving van Nederland bij het keizerrijk nam W. den eed van getrouwheid aan den keizer af van alle officieren en equipagiën der schepen, die zich te Texel, te Amsterdam en te Hellevoetsluis bevonden. Hij zelf was reeds vooraf in franschen dienst overgegaan, en bleef hierin tot dat hij in 1812 te Parijs overl.