Gepubliceerd op 14-03-2021

Jan hendrik wijnen

betekenis & definitie

geb. 1838 te Beek (Limb.), 1864 tot priester gewijd, daarop kapelaan te Maastricht en thans pastoor te Breust-Eysden; schreef: De Fauselijke onfeilbaarheid (Luik 1869), De arbeid der kinderen in de fabrieken (Utr. 1874), De arbeiderskwestie (Maastr. 1887), Schets der kerkeljke geschiedenis (2de dr. 1882), Bjbelsche geschiedenis (meerm. herdrukt), De schoonste dag des levens (1883), Handboek der kath. godsdienstleer (met B. Dankelman, 1875), stukken in periodieken.

< >