(markies) in 1612 te Edinburg geb., bood Karel I van Engeland zijn diensten aan, en ging, toen deze hem afwees, naar Schotland om een kommando in het leger der Presbyterianen op zich te nemen. Door de hoofden der Presbyterianen beleedigd, verzamelde hij de koningsgezinden in Schotland om zich heen en bracht generaal Baillie op 15 Aug. 1645 bij Kilsyth een beslissende nederlaag toe, maar werd op zijn beurt 13 Sept. door Leslie volkomen geslagen.
Op bevel van den koning, die in het schotsche leger gevangen werd gehouden, staakte hij den strijd, ging eerst naar Frankrijk, vervolgens naar Duitschland, waar hij in den 30jarigen oorlog tot keizerl. generaal opklom, en bood eindelijk te ’s Gravenhage aan Karel II van Engeland zijn degen aan, om dezen op den troon te herstellen. Door Denemarken en Zweden met een klein korps ondersteund, dat hij met nederl. schepen overbracht, landde hij in 1650 op de kusten van het graafschap Caithness, doch werd spoedig met zijn troepen door Strachan verstrooid. Hij zelf ontkwam ter nauwernood, maar werd door verraad aan Leslie overgeleverd en in 1650 opgehangen. Toen Karel II aan de regeering kwam, kreeg de zoon van M. de waardigheden en de goederen van zijn vader terug.
