Gepubliceerd op 28-02-2021

Jacques offenbach

betekenis & definitie

componist en toondichter, Duitscher van geboorte, doch later als Franschman genaturaliseerd, geb. te Keulen 1819, overl. te Parijs 1880, studeerde aan het conservatorium aldaar, werd cellist in het orkest van de „Opéra Comique”, in 1847 kapelmeester aan de „Comédie Française”, en eigenaar van de „Bouffes Parisiennes” in 1855. Offenbach schreef in het geheel voor 102 theaterwerken de muziek; waaronder Le Mariage aux lanternes (1857).

Orphée aux enfers (1858) zijn meesterstuk; alle met veel succes. Groeten bijval vonden ook La hélle Hélène (1864), La vie Parisienne (1866) , La grande duchesse de Géroldstein (1867) , La princesse de Trébisonde (1869), La fille du Tambour Major. Zijn laatste werk Les contes d’Hoffmann, een opera (met dialoog), kwam na zijn dood voor het voetlicht. In Weenen verbrandde bij de opvoering van dat werk (1881) de schouwburg. Door bijgeloof geleid bleef het werk 20 jaren rusten, doch werd toen weer met bijval opgevoerd. Ook de „Ned.

Opera” voerde, het op. In Notes d’un musicien en voyage (1877), deelt O. zijn ervaringen mede van een reis door Amerika.

< >