maarschalk van Frankrijk, geb. 20 Aug. 1796 te Bordeaux, werd 1820 luitenant bij de lijfwacht van Lodiewijk XVIII, spoedig ontslagen, doch 1827 weer in het leger opgenomen; hij verliet zijn regiment toen het naar Guadeloupe gezonden werd, werd als vluchteling vervolgd en kwam eerst na de Juli-revolutie weer te voorschijn. 1836 trad hij in bet vreemdelingenlegioen en onderscheidde zich in Algiers, waar hij 1847 brigadegeneraal werd; bij het uitbreken der Februari-revolutie van 1848 was hij in Parijs en kreeg daar het bevel over een brigade. Hij* aanvaardde 1850 het opperbevel in de provincie Constantine, overwon 1851 in Klein-Cabylië binnen korten tijd de oproerige stammen en werd daarop als divisiegeneraal tot commandant der 2de divisie van het leger van Parijs benoemd.
Door president Napoleon 26 Oct. 1851 tot minister van oorlog benoemd, bereidde hij den staatsgreep van 2 Dec. 1851 voor en werd 2 Dec. 1852 tot maarschalk van Frankrijk, later ook tot opperstalmeester des keizers benoemd. In 1854 ontving S. het opperbevel over het fransche leger naar het oosten; hij voerde het bevel in den slag aan de Alma, doch moest ziek geworden 26 Sept. het opperbevel neerleggen en overl. 29 Sept. 1854 aan boord van een oorlogsschip, dat hem naar Frankrijk zou brengen. Na zijn dood verschenen zijn Lettres (2de dr., 2 dln., Parijs 1864).