Gepubliceerd op 14-03-2021

Jacobus van wijk roelandszoon

betekenis & definitie

nederl. paedagoog en aardrijksk., geb. 1781 te Woerden, eerst hoofdonderwijzer, daarop huisonderwijzer, eindelijk kostschoolhouder te Hattem en in 1828 met zijn zoon Roeland te Kampen, alwaar hij in 1847 overl. W., die sedert 1835 ook lid der Maatschappij van Letterkunde was, heeft zoowel door zijn onderricht als door een menigte geschriften (vooral over den duitschen paedagoog Salzmann) aan het schoolonderwijs gewichtige diensten bewezen.

Voornaamste werken: Algemeen aardrijkskundig woordenhoek (Dordr. 1821—26, 7 dln.) met vervolg (Amst. 1835 —42, 4 dln.); een vertaling van Vollrath en Hoffmann, JDe aarde en hare bewoners (Amst. 1805—39, 3 dln.) en met R. G. Bennet, Nederl. zeereizen in het laatst der XVIde, de XVIIde en het begin der XVlilde eeuw (Amst. 1832, 5 dln.). Zie zijn Levensbeschrijving door C. v. d. Vijver (Zwolle 1849).

< >