de voornaamste zijrivier die de Donau uit de Alpen ontvangt; zij ontspringt, onder den naam Sela, in Graubünden (Grauwbunderland), aan de z.o. zijde van den Septimer, in ’t boven-Engadindal, uit het bergmeer van den Piz Lunghino, 2480 meter boven zeeniveau, zuivert zich in het Silser-, Silvaplaner-, Campfer- en St. Moritzmeer, baant zich een weg door den bergpas van Finstermünz, bereikt als een wilde bergstroom Tirol, doorloopt hier een der schoonste Alpendalen, en wendt zich, 22 km. beneden Finstermiinz, plotseling naar het westen, neemt beneden de vesting Kufstein een noordelijke richting aan,' valt Beieren binnen en bereikt bij Rosenheim een golvende hoogvlakte, die zij met een snellen loop en een eilandenrijke bedding doorstroomt, om zich bij Passau in den Donau te storten, die zij hier in breedte overtreft.
De I. is 510 km. lang; bij Landeck neemt zij de Sanna op, tusschen Imst 'en Kufstein rechts ’t afvloeiingswater van het Pitz-, Oetz-, Wipp- en Zillerdal; haar benedenloop wordt versterkt door de Alz uit de Chiemsee en door de Salzach. Het stroomgebied van de I. bedraagt 25.680 km.2, waarvan 1800 op zwitsersch, 15.780 op oostenrijksch en 8100 op beiersch gebied liggen. Haar bevaarbaarheid begint bij Halle. Naar de I. heet het land tusschen Donau, I. en Salzach het „kwartier van de I.”, hetwelk bij den vrede van Teschen in 1779 van Beieren aan Oostenrijk kwam, bij den vrede van Weenen in 1809 door dit land weer aan Beieren werd afgestaan en in 1816 voor goed met Oostenrijk werd vereenigd.
