de cyclus der indicties, w'elke 15 jaren omvat. Zooals gewoonlijk wordt aangenomen staat de naam in verband met de aanzegging (indictio) van het betalen der belastingen, welke de Romeinen onder Constantijn den Grooten om de 15 jaar moesten opbrengen.
Als tijdbepaling is de I. sedert 312 na Chr. in gebruik, zoodat, wanneer men dezen cyclus naar een vroegeren tijd wil verschuiven, het eerste jaar van onze tijdrekening het vierde jaar van een I. is. Om dit te vinden, moet men bij een bepaald jaartal der christelijke jaartelling 3 bijvoegen en het dan verkregen getal door 15 deelen; de rest geeft dan de indictie van dat jaar aan. Indien er O overblijft, is de indictie 15. Het getal der indictie werd in de middeleeuwen in oorkonden steeds nevens het jaartal gevoegd; men onderscheidt echter drie soorten van indictie, naar gelang van haar jaarlijkschen aanvang: de grieksche of byzantijnsche (indictio graeca of constantinopolitana), welke met 1 Sept. begint en thans nog in de grieksche kerk gebruikt wordt; de keizerlijke (caesarea), welke met 25 Sept. begint, eerst bij Beda (overl. 735) voorkomt en door hem verbreid werd; en eindelijk de romeinsche of pauselijke (romana of pontiflcalls), welke met 1 Jan. 313 begint, sedert de 13de eeuw bij voorkeur in de pauselijke kanselarij gebruikt wordt en in de latere middeleeuwen de meest gebruikelijke wijze in het westen is. Ook in den nieuweren tijd komt de indictie nog in oorkonden en ook wel in notarieele akten voor, vermoedelijk om vervalschingen te voorkomen, en wordt daarom ook nog steeds in den kalender aangegeven.