lat., onbekwaamheid, onbevoegdheid; ook mannelijk onvermogen; onvermogen van den man om den bijslaap uit te oefenen of dat op normale wijze te doen (impotentia coëundi); verder de onvruchtbaarheid des mans, de mannelijke steriliteit (impotentia generandi) in het algemeen. De I. kan van tijdelijken en blijvenden aard zijn, zij is aangeboren of is het gevolg van lichamelijke of psychische oorzaken: organische gebreken, afkeer van het vrouwelijke geslacht, enz.
Ook kan zij teweeggebracht worden door uitspattingen op het gebied van ’t geslachtsleven.