Gepubliceerd op 14-03-2021

Ignaz heinrich karl von wessenberg

betekenis & definitie

(vrijheer) vrijzinnig kath. prelaat, geb. 1774 te Dresden, werd in 1798 domheer te Constanz en in 1800 vicaris-generaal van het bisdom Constanz; ijverde voor verbetering van de opleiding der geestelijken en van het volksonderwijs, voor de invoering der duitsche taal in de kerkelijke liturgie, de verbetering van het rituaal enz. en vooral voor het tot stand komen eener duitsch-nationale kerk onder een duitschen primas. Toen in 1814 Dalberg, met toestemming van den groothertog van Baden, hem tot coadjutor en opvolger in het bisdom benoemde, weigerde de paus deze benoeming te bekrachtigen.

Nadat krachtens het concordaat in 1827 het bisdom Constanz opgeheven werd, leefde W. buiten betrekking; hij overl. in 1860 te Constanz. Hij schreef: Die grossen l\ irchenversammlunqen des ld. and 16. Jahrh. (4 dln., 1840), Gott and die Welt (2 dln., 1857) en Gedichte (6 dln., 1834—44).Zijn broeder, Joh. Phil., vrijheer von W.Ampringen, geb. in 1775 te Dresden, 1797 in oostenr. staatsdienst, nam aan de belangrijkste gebeurtenissen van zijn tijd als staatsman deel, was van Mei tot Oct. 1848 voorz. van het ministerie en overl. in 1858 te Freiburg in Breisgau.

< >