in de grieksche mythologie koning van Creta, kleinzoon van Minos, zoon van Deucalion, voerde, volgens de „Ilias” van Homerus, met Meriones, den zoon van zijn halfbroeder, de Cretensen in 80 schepen naar Troje en was in den trojaanschen oorlog een der dapperste helden. Na het einde van den oorlog keerde hij met Meriones zonder ongelukken naar zijn vaderland terug.
Volgens latere sagen werd hij op zee door een storm overvallen en beloofde hij, indien hij behouden thuis zou komen, datgene te zullen offeren wat hem op den vaderlandschen grond het eerst zou tegenkomen. Dit was zijn zoon. Omdat hij dezen nu ten offer bracht en daarop een pestziekte uitbrak, verdreven hem de Cretensen. Hij begaf zich naar Italië, waar hij in Calabrië een tempel bouwde voor de godin Athena, vandaar echter weder naar Colophon en werd op den berg Cercaphus begraven. Volgens den geschiedschrijver Diodorus wTerd te Cnossus op Creta zijn graf getoond en hijzelf daar als heros vereerd. In Olympia stond zijn beeldzuil (het werk van Onatas) onder de helden, die geloot hadden om met Hector het tweegevecht te mogen houden.