Gepubliceerd op 23-02-2021

Hyginus

betekenis & definitie

1) Paus, van 139—142, onder wiens bestuur de gnostieken Cerdon (zie Mardon) en Valentinus te Rome optraden. Hij wordt in de r.-kath. kerk als heilige vereerd; feestdag 10 Jan.

2) Gaius Julius H., romeinsch grammaticus ten tijde van Augustus, vermoedelijk van omstreeks 64 v. Chr. tot 17 na Chr., leerling van Alexander Polyhistor en vriend van Ovidius, was een vrijgelatene des keizers, die hem hoog schatte en aan het hoofd der palatijnsche bibliotheek plaatste. Hij schreef o. m. over italische steden, beroemde mannen uit de romeinsche geschiedenis, verzamelde allerlei bijzonderheden omtrent romeinsche dichters, waarbij hij verklaringen schreef, enz. Onder zijn naam gaan twee compilatiewerken; het eene droeg den titel Genealogiae, maar werd door den eersten uitgever Fabulae genoemd, wijl het tweede en grootste gedeelte daarvan het verhaal van grieksche mythen uit grieksche bronnen bevat en daarom dan ook van zeer groote waarde is. Het tweede werk, in de oudere uitgaven Poeticon astronomicum, doch in de handschriften De astronomia getiteld, is een werk over legenden omtrent de sterrenbeelden en de elementen der hemelkunde, eveneens naar grieksche leerboeken (Eratosthenes e. a.). Beide zijn schoolboeken, waarvan het eerste nog tot ver in de middeleeuwen als zoodanig gebruikt werd en in verminkten vorm tot ons gekomen is; het tweede werd in de middeleeuwen veel gelezen en is eenigszins beter bewaard gebleven; zij zijn tezamen uitgegeven o. a. in de Mythographi latini van Muncker (Amst. 1681, 2 dln.) en in de Auctores mythographi latini van v. Staveren (Leid. 1742, 2 dln.). Het is zoo goed als zeker dat beide werken niet van dezen H. afkomstig zijn.
3) H., een romeinsch gromaticus (landmeter) ten tijde van keizer Traianus; van hem bestaan fragmenten van een omvangrijk gromatisch-juristisch werk. Het werk De munitione castrorum (over het bevestigen van legerplaatsen), eveneens aan H. toegeschreven, dateert uit later tijd, waarschijnlijk uit de 3de eeuw.

< >