de wetenschappelijke richting der Renaissance (zie ald.). Als beoefenaars der ware humaniteit (zie ald.) en der studio, humaniora noemden de geleerden ten tijde der z.g. wedergeboorte van kunsten en wetenschappen of van het herleven der klassieke, grieksch-romeinsche beschaving, zich humanisten.
Het H. heeft zich de verdienste verworven, dat het door de beschaving der klassieke oudheid weder te doen herleven, de grondslagen gelegd heeft voor de tegenwoordie beschaving. Het ging in de 14de eeuw van Italië uit en verbreidde zich in de beide volgende eeuwen meer en meer over geheel Europa; den minsten invloed kreeg het in Engeland, het krachtigst bloeide het in Duitschland en Frankrijk. Het bereidde ook in zeker opzicht den weg tot de reformatie, ofschoon later de wegen der hervormers en der humanisten weder uiteen liepen. Een tweede verdienste van het H. bestaat in de hervorming van de opleiding der 'jeugd, door de klassieke studiën tot het middenpunt daarvan te maken. In de Nederlanden vond het H. gereeden ingang, daar reeds de „Broeders van het gemeene leven”, een genootschap, door Geert Groote (1340—84) van Deventer gesticht, zich met voorliefde bezighielden met de opleiding der jeugd. Beroemd onder de humanisten is onze landgenoot Desiderius Erasmus. Humanist wordt voorts genoemd een tegenstander van het obscurantisme.