Gepubliceerd op 23-02-2021

Huiszwarn

betekenis & definitie

Merulius laenjmans Schum. (M. destruens Pers., Boletus lacrymans Wulf.), een zwam van de familie der Hymenomyceten (Vlieszwammen), wier mycelium dood hout doorwoekert en door het uitscheiden van fermenten (zie Gist) de bestanddeelen van het hout oplost en dit zoodoende vernielt, vermolmen doet. De H. ontwikkelt zich het krachtigst aan vochtige, donkere plaatsen, in kelders enz.

Bij het ontstaan bemerkt men allereerst kleine witte puntjes, die allengs samenvloeien tot slijmerige vlekken of een zacht-wolligen uitslag; later vertoont zij zich als een spinnewebachtig spinsel van zilveren draden; vervolgens wordt zij bladerig, glinsterend aschgrauw; daarbij breidt zij zich met haar randen, waarvan fijnvezelige draden uitgaan, verder en verder uit. De H. tast elk hout aan dat voedsel voor haar bevat, vochtig is en niet bloot staat aan licht en lucht; haar eigenlijke voedingsbodem zijn de mergstralen. In metselwerk kan de H. niet verder gaan. Waar deelen van het mycelium door een opening (boorgat, naad, reet) heendringen en onder den invloed komen van licht en lucht, ontwikkelt zich een vrachtdrager, zijnde een dunne schijf, soms een ongesteeld hoedje, van 5—40 centim. middellijn; in het midden vormen zich loodrecht op de schijf staande basidiën, op wier spits zich meest vier bruine sporen ontwikkelen. Is de sporenvorming voltooid, zoo sterft de vrachtdrager af en ontbindt zich, in den regel onder rijkelijke schimmelvorming; alsdan ontwikkelen zich hoogst onwelriekende gassen, die bij de bewoners van het huis ziekteverschijnselen teweeg brengen, terwijl het gezonde mycelium een aangenamen, aan champignons herinnerenden geur verspreidt. Van de randen van den rijpen vrachtdrager droppelt een waterig, helder, later wit-troebel vocht. De H. breidt zich door haar mycelium en door haar, soms in massa rondzwevende sporen, van het eene huis uit tot het andere.De versche H. is zeer waterrijk (tot 68 %) en bevat droog 5 °/o stikstof, in den vorm van eiwit- en amidolichamen. Zij trekt op grooten afstand water aan. Zij onttrekt het hout waarop zij tiert een reeks van stoffen (eiwitlichamen, kali, phosphorzure kalk); dit heeft een verdunning der houtcellen tengevolge en een drogen brand; het hout verliest daardoor aan massa, het krimpt in, scheurt en trekt krom, spijkers enz. laten, los; gedroogd laat zulk hout zich tusschen de vingers tot poeder wrijven. Voorzorgsmaatregelen tegen H. zijn: omzichtig toezien op het timmerhout bij het bouwen en vermijding van versch geveld hout, ontwatering en drooglegging van het bouwterrein, zorgvuldige ventilatie, een luchtlaag onder de vloeren met luchtopeningen in de buitenmuren, verder vervanging van afbraak of puin als vulling tusschen de balklagen door grint of zand. In Pruisen is de koop van een huis vervallen, indien binnen een jaar blijkt dat H. aanwezig is.

< >