Hubert joseph walther frére-orban

betekenis & definitie

Belgisch staatsman, geb. 22 April 1812 te Luik, vestigde zich hier in 1832 als advokaat en werd in 1842 i/d gemeenteraad gekozen; zijn deelname a/d strijd tegen de klerikale regeering verschafte hem in Juni 1847 een zetel in de Tweede Kamer; reeds in Aug. daaropvolgende werd hem de portefeuille van publieke werken opgedragen: van Juli 1848 tot Sept. 1852 was hij minister van financiën, als hoedanig hij een erfenisbelasting tot stand bracht. Nadat in 1857 de liberale partij andermaal aan de regeering was gekomen, stond F. (met uitzondering van eenige maanden in 1861) tot 1870 opnieuw aan het hoofd van het financieel bestuur; de leidende persoonlijkheid van het liberale kabinet, bracht hij, zonder de belastingen te verhoogen en in weerwil van de geleidelijke verlaging van het toltarief, tal van groote werken tot stand (versterking van Antwerpen, enz.), terwijl hij tevens den Scheldetol aan Nederland afloste; zijn voornaamste regeeringsdaad was de afschaffing der stedelijke octrooien. Na de nederlaag der katholieken in 1878 opnieuw7 aan het hoofd van een liberaal kabinet geroepen, belastte hij zich met de portefeuille van buitenlandsche zaken; in 1884, ingevolge de reactie tegen de schoolïvet van 1879, ufgetreden, stelde hij zich in de Kamer w'eder aan het hoofd der oppositie ; bij de verkiezingen van 1894 verloor hij zijn zetel. Hij overl. 2 Jan. 1896 te Brussel, waar hem in 1900 een standbeeld werd opgericht Hij schreef : La mainmorte et la charité (onder den schuilnaam Van Damme, Brussel 1854—57), Lu quesüon monetaire (Parijs 1874), enz.