of xylographie, het aanbrengen van figuren op hout ter vermenigvuldiging door den druk. Reeds lang voor men in Europa de H. kende, was die in China in gebruik en werd, gelijk thans nog, tot het drukken van boeken aangewend.
De oudste sporen der H. in Europa worden in Duitschland en de Nederlanden aangetroffen (bidprentjes, speelkaarten). Weldra verschenen geheele boeken, gedrukt met houten platen, bij welke zoowel de letters als de afbeeldingen op dezelfde houtplaat waren gesneden. Onder de xylogr. werken is de Biblia pauperum van 1429 of iets later, de belangrijkste. Ook na de uitvinding der beweegbare letters bleef H. de getrouwe gezellin der boekdrukkunst. Zij bereikte in de 14de en 15de eeuw een hoogen trap van volkomenheid en werd bijna uitsluitend in de Nederlanden en Duitschland beoefend. Ook in de 16de eeuw werden haar voortbrengselen in deze landen door geen andere overtroffen en waren in ons vaderland Lucas van Leiden, in Duitschland Alb.
Dürer, Hans Burgkmair, H. Scheufelin, L. Cranach en anderen uitstekende kunstenaars in de H. Van sommigen hunner mag als zeker worden aangenomen, dat zij alleen met de pen hun voorstellingen op het hout brachten en deze niet eigenhandig uitsneden. Van Holbein althans weet men dat zijn houtsneden, o. a. zijn doodendans, niet door hem, maar door zekeren Hans Liitzelburger gegraveerd zijn. Ook verstond men toen reeds de kunst om afgietsels in lood van de blokken te maken en daarmede te drukken.
De voortbrengselen der H. van dien tijd uit Italië staan beneden die uit N.-Europa, maar de Italianen eigenen zich, hoewel ten onrechte, de eer toe der uitvinding van het drukken met verschillende blokken, het z.g. Clairobscur, en noemen Hugo da Carpi als den. uitvinder. Reeds vroeger echter werd deze manier ook in Duitschland beoefend. De 16de eeuw was in de Nederlanden en Duitschland. bijzonder rijk voor de H. De bijbel en de klassieke schrijvers, geschiedboeken en romans, reisbeschrijvingen en kerkboeken werden met houtsneden verrijkt. In de twee daaropvolgende eeuwen maakte de H. grootendeelsplaats voor de kopergravure.
Eerst met de 19de eeuw begon zij door den practischen zin. der Engelschen weder te herleven, en Thomas Bewick geldt als de vader der nieuwere H. Op het einde der 19de eeuw was ook de houtsnee in kleuren tot groote volkomenheid gebracht, vooral door Knöfler te Weenen en Rich. Bong te Berlijn.