Hoeang-ho, Hwang-ho, d. i. Gele rivier, ook wel kortweg Ho geheeten, na de Jang-tse-kiang de grootste rivier van China, ontspringt volgens Bonin onder 95° 30' O.L. van Gr. en 35° N.B., op 4400 meter boven zeeniveau, in het gebied der Mongolen van Koekoe-nor, aan de noordhelling der bergketen Bajan-khara, door welke keten haar biongebied van den bovenloop der Jangtse-kiang wordt gescheiden, stroomt dan met groote bochten van het w. naar het o. door verschillende provinciën, totdat zij zich, een zich steeds uitbreidende delta vormend, onder 37° 55" in de golf van Pe-sji-li werpt, welke monding eerst sinds 1853 bestaat (vroeger ontlastte de H. zich in de Gele zee).
Hare meest beteekenende rivieren zijn rechts de Whai-ho en de Hoai-ho, links de Fuen-ho. Wegens den snellen stroom is deze rivier bijna, onbevaarbaar. Ofschoon men door ’t aanbrengen van verschillende hydraulische werken haar overstroomingen heeft zoeken te beletten, veroorzaken deze toch nog veel schade, vooral doordien de bedding ten gevolge van gedurige aanslibbing verhoogd wordt, zoodat het water op vele plaatsen hooger is dan het omliggende land. De loop van de H. heeft een lengte van ongeveer 4100 km.; haar stroomgebied bedraagt circa 1 millioen km.2.