(grieksch) in de eigenlijke beteekenis van het woord: beelden van Hermes (lat. Mercurius), die dikwerf onder de gedaante van een vierhoekigen, boven breeden, naar • beneden smaller toeloopenden pijler (Herme) vereerd werd; vervolgens algemeen gebruikt voor vierkante pijlers, welke in een borstbeeld uitloopen of met het bovenlijf van een menschelijke figuur verbonden zijn.
Van deze laatste soort bevinden zich de fraaiste, uit Griekenland afkomstige voorbeelden in de villa Ludovisi te Rome. Aan de eerstgenoemde soort is gewoonlijk aan beide zijden van den pijler, dicht bij den kop, een kubusvormig uitsteeksel (handen, grieksch: cheires genaamd) aangebracht om er kransen aan op te hangen; aan de voorzijde bevindt zich meestal een phallus (zie ald.) De tijd waarin deze kunstvorm ontstaan zou zijn, is nog niet vastgesteld kunnen worden; in de oudste tijden was ze nog niet bekend. Eerst in het laatste tijdperk der oude kunst worden er voorbeelden van gevonden; bij deze is echter het menschelijk bovenlijf, dat tot aan de heupen reikt, met den vierzijdigen pijler verbonden en zij laten zelfs een levendige beweging der figuur toe (aldus b.v. de herme van een discobool — discuswerper — in de villa Ludovisi te Rome). Later wordt gewoonlijk kop en pijler verbonden. Het talrijkst waren de H. in Afrika, waar zij op de heerwegen tevens als wegwijzers dienden; daarnaast wordt ook Arcadië vermeld, als een bijzondere voorliefde voor H. te toonen. Wanneer op de. herme het beeld van een anderen god of heros dan Hermes stond, vereenigde men den naam Herme met den naam van den daarop geplaatsten kop; vandaar de benamingen Hermares (herme van Ares), Hermathene (van Athena), Hermeracles (van Heracles), fiermeros (van Eros), Hermapollo (van Apollo), Hermamithras (van Mithras), Hermalcibiades (van Alcibiades, zeer talrijk te Athene).
Wegens de lichtere bewerking behield men ook in de hoogere kunst de hermenachtige voorstelling. Gewoonlijk waren de H. naakt, zelden bekleed of met karakteristieke attributen, maar des te veelvuldiger met opschriften voorzien, en meestal ook mannelijk. Van de Grieken kwamen de H. tot de Romeinen (vergel. Terminus), van wie ze weer overgenomen zijn door de kunst van den renaissance-, van den barok- en rococotijd. Ook in de moderne beeldhouwkunst wordt de hermenvorm voor portretbusten en halffiguren veelvuldig gebezigd.