Gepubliceerd op 23-02-2021

Hermann georg jacobi

betekenis & definitie

duitsch sanskritist, geb. 11 Febr. 1850 te Keulen, studeerde te Bonn en Berlijn, leerling van Gildemeester en Weber; hij deed een wetenschappelijke reis naar Indië, habiliteerde zich 1875 te Bonn, -werd 1876 buitengewoon hoogleeraar aan de akademie te Munster, 1885 gewoon hoogleeraar te Kiel, 1889 te Bonn. J. beweegt zich hoofdzakelijk op het gebied van het djainisme, van de epische en klassieke literatuur in het Sanskriet, en van de indische metriek en chronologie.

Hij gaf in het licht: The Kalpasutra of Bhadrabahu (Lpz. 1879), The Acaranga Sutra of the Qvetambara Jains (Lond. 1882), Sthaviravalï Charita or Parisishtaparvan by Éemachandra (Calcutta 1891), en vertaalde een en ander voor de ,,Sacred Books of the East”, dl. 22 en 45 (Oxford 1884, 1895); verder heeft men van hem: Be astrologiae Indicae Hora appellatae originibus (Bonn 1872), Ausgewählte Erzählungen in Maharashtri (Lpz. 1886), Bas Bamayana, Geschichte und Inhalt (Bonn 1893), The computation of Hindu dates in inscriptions etc. (in ,.Epigraphia Indica”, dl. 1, Calcutta 1892), Kompositum und Nebensatz. Studien über die indogerman. Sprachentwicklung (Bonn 1897). Eindelijk moet nog vermeld het opstel Heber das Alter des Bigveda (in den „Festgrusz an Rudolf von Roth”, Stuttg. 1893), waarin hij op sterrenkundige gronden voorrekent, dat de vedische kuituur en literatuur van veel hoogeren ouderdom moet zijn dan men tot dusver heeft aangenomen.

< >