Gepubliceerd op 20-01-2021

Herman willem daendels

betekenis & definitie

36ste gouverneur-generaal van Nederl.-Indië (1808—11), geb. te Hattem, 21 Oct. 1762. (uit het huwelijk van B. J. Daendels, tijdens D ’s geboorte burgemeester van Hattem, en J. C. Tulleken), studeerde te Harderwijk in de rechten, promoveerde 10 April 1783, vestigde zich in zijn. geboorteplaats als advokaat, werd in 1785 tot schepen benoemd, en sloot zich, toen deze benoeming uoor Willem V niet werd goedgekeurd, bij de patriotten aan, onder welke hij weldra tot de uitras behoorde; in 1787 verbannen, ging hij naar Frankrijk, trad in franschen krijgsdienst (1792) en nam deel aan den veldtocht die de verovering van de republiek der Vereenigde Gewesten tengevolge had; in 1795 werd hij luitenant-generaal der Bataafsche republiek; hij bereidde de omwenteling voor, die 22 Jan. 1798 tot het optreden van het Uitvoerend bewind leidde, en was daarop de voornaamste aanlegger van de tegenomwenteling van 10 Juni 1798, waarbij hij het Vertegenwoordigend lichaam gewapenderhand overviel; in 1799 opereerde hij met generaal Brune in Noord-Holland tegen de Engelschen en Russen en vestigde zich in 1802, na ontslag genomen te hebben, op de hem door den staat geschonken gronden in het Heerderdal, teneinde deze te ontginnen; eenigen tijd later weder in staatsdienst getreden werd hij in 1806 staatsraad in buitengewonen dienst en opperbevelhebber der aan de Eems gestationeerde afdeeling van het Hollandsche leger, waarmee hij nog datzelfde jaar Oost-Priesland veroverde, over welke provincie hij in Oct. 1806 als gouverneur werd aangesteld ; nadat hem nog verschillende militaire betrekkingen waren opgedragen volgde 28 Jan. 1807 zijn benoeming tot gouverneur-generaal der aziatische koloniën en opperbevelhebber van de overzeesche landen 'zeemacht v/d. koning v. Holland; in Febr. kreeg hij bovendien den titel van maarschalk van Holland; om de Engelschen te ontgaan reisde hij onder den naam Van Vlierden over Frankrijk, Portugal en de Canarische eilanden naar Java; 5 Jan. 1808 arriv. hij te Batavia en trad 14 Jan. in zijn functie; hij begon weldra aan allerlei misbruiken een einde te maken. doch tevens zeer tiranniek op te treden, zonder iets te ontzien; hij lokte een oorlog uit met Bantam, welk rijk hij inlijfde, schafte het vernederend ceremonieel voor de residenten aan de vorstenhoven af, zette den sultan van Djokjakarta af, nam den kraton in, en sloot met Soerakarta en Djokjakarta voordeelige contracten, die echter bij zijn aftreding nog niet in werking waren getreden; hij hervormde voorts het binnenl. bestuur en het rechtswezen op Java, en deed ten koste van schatten gelds en vele menscbenlevens den grooten weg van Java aanleggen, die de reis van het eene eind van het eiland naar het andere van 40 op 6 a 7 dagen terugbracht; overigens gingen onder zijn bestuur de Molukken verloren en werd de nederzetting van Bandjermasin ingetrokken; na in 1809 reeds zijn ontslag te hebben gevraagd, kreeg hij dit in 1811 en legde 11 Mei van dat jaar zijn functie neder; na de drie laatste maanden namens hetfransche gouvernement te hebben geregeerd; bij zijn terugkomst in Europa werd hij divisie-generaal in het fransche leger, maakte het begin van den tocht naar Rusland mede, werd echter in October 1812 tot bevelhebber der poolsche vesting Modlin benoemd; na den val van Napoléon tot gouv.generaal der nederl. bezittingen aan de kust van Guinea aangesteld (27 Juli 1815), overl. hij t.e St. George del Mina, 2 Mei 1818. Men heeft van hem een Memorie over den staat der Nederl. Oost Indische bezittingen 1808—11, (4 dln.), die in 1814 te ’s-Gravenhage het licht zag, en waarin hij zijn daden en zijn beleid toelicht en verdedigt. Bibliographie: Mendels, H. W. Daendels voor zijn bevordering tot gom gen. (’s-Gravenh. 1890, dl. 13), P. Mijer, Verzameling van instructiën (Batavia 1848), N. Engelhard, Orerzigt v/d. staat der Ned. O.-I. bezittingen onder D. (’s Grav. en Amst. 1816), Van Polanen, Brieven betreffende het bestuur der koloniën (Amst. 1816), Lauts, Geschiedenis v/h. verval der mach t ijd. Nederlanders in Indië (1860), D. J. baron Mackay, De handhaving ijh. nederl. gezag en de hervorming van het rechtswezen onder het bestuur van den gouv.-gen. D. (’s-Grav. 1861), Mémoires du général Dirk van Hogendorp (1887), De Jonge en van Deventer, De opkomst van het nederl. gezag in O.-I. (1888).

< >