1) Graafschap in het westen van Engeland, grenst ten w. aan Wales, beslaat een oppervlakte van 2157 km.2, en telde in 1901: 114.401 inw., d. i. 53 per km.2. H. biedt een aangename afwisseling van heuvelen, dalen en vlakten aan; de grootste hoogte bereiken de Malvern-Hills aan de oostgrens.
De hoofdrivier, de Wye, gaat naar de Severn. De bodem is vruchtbaarder dan in eenig ander graafschap van Engeland, en brengt graan, allerlei ooftsoorten en hop voort; het hier geteelde rundvee staat zeer hoog aangeschreven. H. heeft nog betrekkelijk groote wouden, waarin de eik de overhand heeft. De bodem bevat aan delfstoffen niet dan eenig ijzer en marmer. De industrie is onbeduidend (grove wollen stoffen) en slechts 10 pCt. der bevolking vindt daarin haar bestaan; de voorheen belangrijke lakenindustrie te Ledbury is geheel verloopen. H. zendt twee afgevaardigden naar het parlement.2) Hoofdstad van het gelijknamig graafschap, in een vriendelijke en vruchtbare streek, links aan de Wye en aan het Gloucesterkanaal, kruispunt van 5 spoorwegen, is sinds 673 zetel van een bisschop, telde in 1901: 21.382 inw., heeft een college voor r.-kath. theologen en een in 1070 aangevangen, in 1530 voltooide en 1856—63 gerestaureerde kathedraal, een ware tentoonstelling aller engelsche bouwstijlen. Handel in appelwijn en hop, fabrikage van handschoenen en flanel.
