gezamenlijke naam voor de talrijke nakomelingen, welke de grieksche heros Heracles (zie ald.) op zijn verre tochten allerwege heeft achtergelaten. De mythograaf Apollodorus telt daarvan elf verschillende stammen op.
De macedonische koningen noemden zich H.; in Lydië heerschte vóór de Mermnaden een dynastie der H.; zelfs romeinsche geslachten, als de Potitii, Pinarii en Fabii, leidden hun oorsprong van Heracles af. Gewoonlijk verstaat men echter onder H. in ’t bijzonder de door de sage met de veroveringen der Doriërs in verband gebrachte nakomelingen van Heracles, als wier stamvader Hyllus, de oudste der vier zonen van Heracles bij Deïanira, genoemd wordt en naar wie de dorische volksverhuizing (1104 v. Chr. begonnen) ook als de terugkeer der H. wordt aangeduid. De sage verhaalt van deze H. het volgende: Volgens den wil van Zeus moest Heracles heerscher zijn in het gebied der Perseïden en gebieder van Mycene en Tiryns. Door een list van Hera evenwel werd Eurystheus in de plaats van Heracles (zie ald.) geschoven en deze tot zijn dienstknecht verlaagd. Nu kwamen na beider dood de aanspraken van Heracles aan zijn zoon Hyllus.
Deze werd heerscher over de Doriërs, wijl Heracles voor zijn aan den dorischen koning Aegimius tegen de Lapithen verleende diensten een derde gedeelte van het dorische land en de koninklijke waardigheid verkregen had. De zonen van Aegimius, Pamphylus en Dymas, schikten zich gewillig en verleenden bijstand toen Hyllus het vaderlijk rijk in Argos wilde heroveren. Hyllus raadpleegt het orakel te Delphi en krijgt ten antwoord dat de H., wanneer zij de derde vrucht afwachtten en op de landengte in de Peloponnesus drongen, naar Mycene zouden terugkeeren. In vertrouwen daarop onderneemt Hyllus in het derde jaar een veroveringstocht, valt echter op den Isthmus in een tweegevecht tegen koning Echemus van Tegea, den bondgenoot van de opvolgers van Eurystheus, de Atriden. Hyllus’ zoon Cleodaeus hield zich rustig en toen diens zoon Aristomachus „in het derde geslacht” den aanval vernieuwde, vond hij in den strijd tegen Tisamenus, den zoon van Orestes, zijn dood op dezelfde plaats. Hij had de in het orakel bedoelde landengte verkeerdelijk op den Isthmus toegepast.
Eerst toen de H. in juister uitlegging van de godspraak op de plaats, welke nadien den naam Naupactus droeg, zich schepen bouwden en onder leiding van den eenoogigen aetoliër Oxylus de zeeëngte van Rhion overstaken, gelukte de verovering van de Peloponnesus. Een enkele slag, waarin de Atride Tisamenus viel, besliste over het lot van het schiereiland. De overwinnaars verdeelden het land door het lot onder elkander: Temenus ontving Argos, de tweelingzonen van Aristodemus, Procles en Eurysthenus, Lacedaemon, en Cresphontes Messene. Voor ieder der drie lotenden duidde een teeken, dat hij op het offeraltaar vond, het karakter van zijn volk aan; een pad toonde dat de Argivers in het land stil zouden zitten, een draak, hoe verschrikkelijk de Spartanen zouden zijn in den strijd, een vos, hoe listig de Messeniërs zouden zijn. Den aetoliër Oxylus wezen de H. het land aan den Alpheus, Elis, toe. De sage heeft haar oorsprong hierin, dat aan de dorische volksverhuizing ook andere stammen en wel de Hylleërs, Acheërs, als aanvoerders deelnamen en men deze omstandigheid, zonder den dorischen trots te kwetsen, wilde duidelijk maken; dat voorts de Doriërs, gelijk in ’t algemeen de overige Grieken, er van hielden hun heerschersgeslachten af te leiden van de oude vereerde heroën en hun veroveringstochten als de vernieuwing van een oudy wederrechtelijk afgebroken erfrecht voor te stellen. In den jongsten tijd heeft men de dorische volksverhuizing voor mythisch verklaard.