(meervoud: heroën; grieksch, held) iemand die het ideaal van mannelijke kracht en ridderlijk gemoed vertegenwoordigt; voorts: halfgod (zie Halfgoden), en als zoodanig een voorwerp van eeredienst en godsdienstige vereering. De gestadige ontwikkeling van het heroëndom is vooral goed na te gaan bij de Grieken; allereerst bij Homerus en in de volkssage, wier heroën steeds als de oorspronkelijke en eigenlijke bleven gelden; vandaar dat de tijd der epische sage dan ook het heldentijdvak genoemd wordt.
De adel is in dien tijd een geheel ander geslacht van menschen dan de gewone stervelingen: hij bestaat slechts uit godenzonen, die evenwel aan den dood zijn onderworpen. Van goddelijke vereering vindt men pas de eerste sporen bij de epische dichters na Homerus, en deze is slechts verbonden aan de graven der heroën uit den voortijd; hun eeredienst ontstond uit de vereering der dooden. Als louter verdichtselen zijn voorts te beschouwen de heroën, die als stichters van steden, phylen en demen, genootschappen enz. genoemd worden. Doch ook uit de bijnamen van godheden ontstonden heroën, zooals Agamemnon uit Zeus, Iphigenia uit Artemis, enz. Een andere groep vormen echter de historische personen, die na hun dood (of zelfs nog bij hun leven) goddelijke eerbewijzing deelachtig werden. De eerste, die bij zijn leven goddelijke eerbewijzing ontving, was Lysander.
Nadat door Alexander den Grooten oostersche zeden met de grieksche waren samengesmolten, nam het gebruik om vooral heerschers op deze wijze te verheerlijken, meer en meer toe; het verste ging men in dit opzicht aan de hoven der grieksche vorsten in het oosten, zooals bij de Seleuciden en Ptolemeën; vandaar ging deze eeredienst, als een den vorsten toekomend ceremonieel, ook langzamerhand naar Rome over. In den meest uitgebreiden zin beteekent H. dan eiken afgestorvene. De offers, welke aan een H. gebracht werden, vallen in ’t algemeen onder de lijkoffers (zie ald.). Tal van heroën hadden hun heiligdom (heroum). Als attribuut der heroën komen de slangen en het paard voor. Bijzondere vermelding verdient de heros Iatros (d. i. arts) te Athene.
Tal van votiefreliefs zijn er bewaard gebleven, waarop den H. eerbewijzing gebracht wordt. Literatuur: Ukert, Heber Dämonen, Heroen und Genien (Leipzig 1850), Ohlert, Beiträge zur Heroologie der Griechen (Lauban 1875), Lippert, Der Seelenkult (Berlijn 1881), Deneken, in Roscher’s Ausführliches Lexikon der griechischen und römischen Mythologie, dl. 1, kol. 2441 vlg., Rohde, Psyche (Freiburg i. Br. 1890—93).