nederl. tooneelspeler, geb. 8 Aug. 1864 te Rotterdam, uit een familie die een groot aantal artisten heeft opgeleverd; bad L. B.
J. Moor tot leermeester en debuteerde in het begin van 1 et seizoen 1881—82 in den Stadsschouwburg te Amsterdam, a!s het negertje in het drama Vuur en Strijd van W. N. Peypers; bleef tot 1886 in de hoofdstad, was hier achtereenvolgens aan de voorn, schouwburgen verbonden en vestigde in dien tijd zijn naam als tooneelspeler; 1886—95 speelde hij te Rotterdam (o. a.: Herman in Vorstenschool, Tholosan in Vrienden van ons, Klinkenberg in Politiezaken, Olivier in Demi-monde, de titelrol in Monsieur Alphonse, Herman in Het Fabriekskind, Reif-Redfling in Inkwartiering enz.); ging daarop weer naar Amsterdam (Sept. 1896), en was nu eenige jaren verbonden aan de Kon. Ver. het Nederl. Tooneel; hij speelde hier, met toenemend succes, voornamelijk karakterrollen en raisonneurs (Chapeloux in Zenuwachtige Vrouwen, Lefebvre in Madame SansGêne, Taffy in Trilby, St. Médard in De Controleur van de Slaapwagens, Petruccio in De getemde feeks, Freon in Oedipus, Haimon in Antigone enz.); hij trad herhaaldelijk ook in het buitenland op, en bevindt zich thans (voorjaar 1906) in Amerika (New-York).Zijn echtgenoote, een Engelsche, speelde in. de eerste schouwburgen van Londen, o. a. in het Haymarket Theatre, waar V. haar leerde kennen.
Zijn zuster, Sophie de V., geb. 26 Maart 1873 te Rotterdam, debuteerde Oet. 1891 als Suzanne de Villiers in De wereld waar men zich verveelt, aan het Nederl. Tooneel te Amsterdam, waaraan zij tot 1898 verbonden bleef; gehuwd met D. H. Brondgeest, vertrok zij (1905) met diens gezelschap naar O.-Indië, waar zij in verschillende rollen thans (1906) schittert.