Gepubliceerd op 23-02-2021

Hendrik harmen klijn

betekenis & definitie

nederlandsch letterkundige, geb. te Amsterdam 1773, overl. aldaar 1856, was tot 1829 suikerraffinadeur, en wijdde zich toen geheel aan de letteren. Van hem hebben verschillende in hun dagen zeer geprezen dichtwerken het licht gezien, o. a.: Adolf en Clara of de twee gevangenen, blijspel met zang naar het fransch (1802), Johan van Oldenbarneveld, lierzang (1806), De Mensch, dichtstuk (1806), De Verlichting (1810), bekroond door de „Bataafsche Mij. van Taal en Dichtkunst”, Montigny, treurspel (1820), Filips van Egmond, treurspel (1826), Gedichten aan het Vaderland gewijd (1830), Agathocles, treurspel (1832), Dichterlijke herfstbloemen (1835), Nagelaten en verspreide gedichten en redevoeringen (1850).

< >