(graaf) in 1773 geb., maakte de veldtochten van 1793 en 94 tegen de Franschen mee, volgde in 1795 de Oranje’s naar Engeland, keerde in 1796 met prins Frederik naar het vasteland terug en werd kapitein bij het oostenr. leger. Spoedig daarop kreeg hij als majoor het bevel over het regiment jagers Löwenstein, dat grootendeels- uit Nederlanders bestond en door het britsche gouvernement bezoldigd werd.
In 1801 ging hij daarmede naar Egypte. Sedert 1807 diende hij in Portugal, in 1809 maakte hij de onderneming v. lord Chatham tegen Walcheren mee. 1810 keerde P, naar zijn vaderland terug, waar hij onder streng toezicht gesteld werd. In 1813 voegde hij zich, toen graaf van Hogendorp de onafhankelijkheidsverklaring van Holland voorbereidde, bij de patriotten, dwong de fransche troepen ’s Gravenhage te verlaten en ging toen met Fagel naar Engeland om Willem van Oranje tot terugkeer uit te noodigen. Hierop kreeg hij als generaal-majoor het bevel over het nieuw gevormde Nederl. leger en sloot in 1814, bijgestaan door Engelschen en Pruisen, achtereenvolgens Gorinchem, Bergen-op-Zoom en Antwerpen in. Na den eersten vrede van Parijs zond Willem I hem als gezant naar Berlijn. In 1815 teruggeroepen, aanvaardde hij als luitenant-gen. het bevel over de tweede divisie.
Door zijn maatregelen werd de nederlaag van Napoleon voorbereid. Bij Quatre-Bras en Waterloo onderscheidde hij zich zeer. Hij was daarop nog gezant te Berlijn en overl. 1856 te Dresden.