musicus, geb. 4 Juli 1854 te Leipzig, ging na één jaar studie in de rechten tot de muziek over, stud. aan het Cons. ald. (1875—77), verwierf naam als dirig. en componist; 1878 te Dorpat, later te Keulen (1885), maakte concertreizen door Italië, ging 1890 naar New-York (beroepen als dirig. des „Deutschen Liederkranz” ald.); 1902 prof. Conserv. te Leipzig (compositie als opvolger van Reinecke).
Werken: Cantaten („Neue Welt” bekr. te Cleveland), Opera’s (o. a. „Die versunkene Glocke”), koor- en orchestwerken, liederen, mannenkoren enz. enz.