duitsch geschiedschrijver, in 1780 te Loxstedt (hertogdom Bremen) geb., werd in 1806 buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte, te Jena en kreeg aldaar in 1810 een aanstelling als gewoon hoogleeraar in de geschiedenis. Zijn hoofdwerk h Die Gesch. des deutschen Volks (dl. 1—12, Gotha 1825 —37), dat slechts tot 1237 loopt en door sommigen zeer hoog wordt geprezen, terwijl anderen het in vele opzichten afkeuren.
L. overl. in 1847. Na zijn dood verscheen nog Rückblicke in mein Leben (Jena 1847), waarin veel belangrijks voorkomt over personen en zaken uit des schrijvers tijd.