Gepubliceerd op 18-03-2021

Heinrich friedrich karl von stein

betekenis & definitie

(vrijheer) duitsch staatsman, geb. 26 OcL 1757 te Nassau uit een aanzienlijke familie. Hij studeerde te Göttingen in de rechten en staatswetenschappen, bezocht vervolgens op een reis door ’n groot gedeelte van Europa verschillende duitsche hoven en trad daarna in pruisischen staatsdienst.

In 1770 bij ’t bergdepartement benoemd, werd hem in 1774 ’t opperbestuur der mijnen in Westphalen opgedragen. In 1775 volbracht hij gelukkig een diplomatische zending, waarna hij in Westphalen in verschillende betrekkingen met succes werkzaam was. Oct. 1804 vertrok hij naar Berlijn als chef van het departement der accijnsen, tollen en handel, in welke hoedanig-heid hij de opheffing der binnenlandsche tollen bevorderde en andere gewichtige verbeteringen aanbracht. ft Gelukte hem echter niet de staatkunde van Pruisen van richting te doen veranderen. Hij kantte zich vooral tegen de revolutie en ’t Bonapartisme en toen ’t hof naar Oost-Pruisen moest vluchten, begreep men wel, dat een reorganisatie van ’t staatsbestuur noodig was, maar wilde men niet zoover gaan als S., die van deze hervormingsmaatregelen zijn zitting nemen in het nieuwe ministerie afhankelijk maakte, dit wenschelijk achtte en kreeg hij zijn ontslag. Na den vrede van Tilsit (Juli 1807) riep de koning hem echter terug en droeg hem de hervorming der staatsinrichting op. Nu eerst kon hij van zijn groot staatmansbeleid blijk geven.

Hij trachtte een vrije en krachtige burgerij te scheppen om door inwendige kracht de vreemde heerschappij te kunnen weerstaan. Kort na de aanvaarding zijner betrekking verscheen een wet aangaande het vrije gebruik van den grondeigendom en de persoonlijke rechten van den eigenaar. Op zijn verordening omtrent de steden is thans nog de gemeentewet van Pruisen gebaseerd. Voorts trachtte hij het volk weerbaar te maken en zorgde hij voor de betaling der oorlogslasten. Maar door de waakzaamheid van Napoleon, die uit een onderschepten brief van den vorst von Wittgens vernomen had, dat S. de fransche heerschappij poogde te vernietigen, werd hij wederom genoodzaakt zijn ontslag te nemen. Voor zijn vertrek legde hij zijn beginselen neer in een geschrift: Steins politisches Testament, dat een grooten roem verwierf.

Door Napoleon vervolgd pn van zijn goederen beroofd, richtte al zijn energie zich tegen den keizer en werd hij ’t middelpunt der anti-napoleontische beweging. Mei 1812 begaf hij zich naar Alexander I te Petersburg en na de catasthrophe van 1812 keerde hij met Alexander naar Duitschland terug. Na een krachtdadig aandeel in de gebeurtenissen van die dagen genomen te hebben, trok hij zich van ’t staatkundige leven terug op zijn goederen te Nassau en later te Westphalen, waar hij, hoewel ambteloos, steeds in het belang van Pruisen werkzaam bleef. In 1823 werd hij naar den Landdag in Westphalen afgevaardigd en in 1827 door den koning tot staatsraad benoemd. 9 Juni 1831 overl. hij te Kappenberg. Zijn briefwisseling met v. Humboldt, Gneisenau, Eichhorn, Gagern en Niebuhr is ons bewaard gebleven en is van veel belang voor de geschiedenis van zijn tijd. Meerdere wetenswaardigheden omtrent hem zijn o. a. te vinden in: Perz, Das Leben des Ministers Freiherrn vom 8.; Stern, 8. und sein Zeitalter (Leipz. 1855); Seeley, Life and times of S. (Cambridge 1878).

< >