Gepubliceerd op 20-01-2021

Heinrich cocceji

betekenis & definitie

Duitsch jurist, geb. 25 Maart 1644 te Bremen, studeerde te Leiden (Nederland) en in Engeland, werd in 1672 te Heidelberg en in 1688 te Utrecht hoogleeraar in de rechten, in 1690 ordinarius der rechtskundige faculteit te Frankfurt a/O., en overl. 18 Aug. 1719: hij schreef: Juris publici prudentia (1695), Autonomia juris gentium (1720), Exercitationes curiosae (2 dln., Lemgo 1722), Dissertationes varii argumenti (2 dln , 1727), Consilia et deductiones (2 dln., 1725—28), Grotius illustratus, seu eommentarii ad Grotii de jure belli et pacis lïbros 111 (4 dln., Bresl. (1744—52). — Zijn zoon, Cocceji, (Samuel, vrijheer von), geb. 20 Oct. 1679 te Heidelberg, overl. 4 Oct. 1755, pruisisch staatsman, in 1747 tot grootkanselier benoemd, had eveneens als rechtsgeleerde een vermaarden naam; zijn „Projekt des Codicis Fredericiani Pomeranici” van 6 Juli 1747 en zijn „Projekt des Codicis Predericiani Marchici” van 3 April 1748 brachten een groote verbetering in de rechtspleging in Pruisen en bleven tot 1780 van kracht.

< >