pruisisch patriot, geb. 15 Nov. 1764 te Auras in Neder-Silezië, studeerde in de rechten en staatswetenschappen te Frankfort a, O., Halle en Helmstedt, trad als tol-ambtenaar in pruisischen staatsdienst en werd 1793 tot „Oberrevisor” en „Zollrat” in Posen benoemd. H. trad in 1797 openlijk in woord en geschrift op tegen den minister graaf Hoym, die zieh aan onregelmatigheden in het bestuur van Zuid-Pruisen had schuldig gemaakt, werd deswege naar Brandenburg verplaatst en scherp berispt, gaf echter met medeweten van minister Struensee in 1801 (zonder opgave van plaats) Die wahren Jacobiner im preusz.
Staat, oder aktenmäszige Darstellung der bösen Bänke und betrügerischen Dienstführung zweier Staatsminister in het licht, een voor de ministers Hoym en Goldbeck vernietigend boek, dat om zijn zwarten omslag en zwarte snede den naam kreeg van het „zwarte boek”. H. werd na een langdurig onderzoek tot 18 maanden vestingstraf veroordeeld, die hij in Kolberg onderging, en daarna in 1803 op wachtgeld gezet. Veel opzien verwekten een tweetal geschriften van H. tegen Napoleon, alsmede het in 1805 verschenen Struensee; in 1812 werd hij weder in dienst gesteld, als zoutfactor. Toen echter de hem toevertrouwde kas bestolen was en hij zelf, die geheel onbemiddeld was, het verlies moest vergoeden, beroofde hij zich 30 Mei 1842 van het leven. In 1848 verscheen zijn nagelaten Geschichte der drei Belagerungen Kolbergs im Siebenjährigen Kriege (Berlijn); veel persoonlijke bijzonderheden bevat ook het geschrift van H. Ueber und wider die vertrauten Briefe und neuen Feuerbrande des preusz. Kriegsrates von Colln (1808).