L., plantengeislacht van de familie der Styraceeën, met slechts weinige, allen noord-amerikaansche of oost-aziatische soorten; het zijn kleine boomen met ver uitééngaande takken en afwisselende, eironde, gezaagde, behaarde bladen. Enkele soorten worden veelvuldig in parken aangeplant, als H. tetraptera, met viervleugelige, en R. diptera, met tweevleugelige vrucht.
De bloemen zijn klokvormig, wit, lang gesteeld, hangend, en staan in twee of vier bijeen. Beide soorten zijn bestand tegen onze winters en tieren in allerlei grondsoorten, doch hebben liever beschaduwde dan zonnige standplaatsen. De vermenigvuldiging geschiedt door afleggers of door zaden, die twee jaar liggen alvorens te ontkiemen.
