Gepubliceerd op 17-02-2021

Hai-nan

betekenis & definitie

(chineesch Hai-nan-tao, d. i. zeezuid-weg, thans officieel Khioeng-tsjou-foe), eiland in de Chineesche zee, door de 15 km. breede straat Hai-nan van het zuidelijkst deel van het continentale China, het schiereiland Lai-tsjou, gescheiden, is 34.100 km.2 groot en heeft een peervormige gedaante. De kusten zijn in het n. en w. vlax, in het z. en o. steil en rotsig en voorzien van voortreffelijke bochten.

Door het binnenland loopt van het z.w. naar het n.o. een gebergte, Woetsjisjan (Vijfvingergebergte) geheeten, dat een 100-tal toppen heeft, w.o. van meer dan 2000 meter hoogte. De bewatering heeft plaats door een 100-tal grootere en kleinere rivieren, w.o. enkele voor platboomde vaartuigen bevaarbaar zijn, als b.v. die welke uitmonden bij Khioeng-tsjou en beneden Wontsjang. De grond is zeer vruchtbaar, vooral in de westhelft. De flora is een tropische, verwant aan die van Achter-Indië. Kokos- en betelpalmen worden overal in menigte gevonden; kultuurplanten zijn rijst, indigo, suikerriet, katoen, tabak, allerlei groenten, en ooftsoorten (litsjiboom of Nephelium, ananas), de wouden leveren voortreffelijke houtsoorten. De fauna is nog weinig onderzocht; de dusver bekende diersoorten stemmen overeen met zuidchineesche of indische; van 24 zoogdiersoorten is slechts een haas het eiland uitsluitend eigen, van 130 soorten landvogels een 20-tal, van 42 soorten watervogels geen enkele; de zee is aan de kusten zeer vischrijk.

De bijenteelt levert veel was en honig. Verder bevat H. koper, goud, zilver en meerdere edelsteensoorten; aan de kust wordt zeezout gewonnen. Het klimaat is warm, doch wordt door de zeewinden af gekoeld; de kusten worden vaak geteisterd door cyclonen, het binnenland door aardbevingen. De bevolking, tegenwoordig op ongeveer 2 millioen zielen geschat, bestaat voor het meerendeel uit landverhuizers uit andere deden van het chineesche rijk; de oer-inwoners, Li geheeten, zijn wat hun taal betreft verwant aan de Lao, Siameezen en Lolo van Zuid-China. In het binnenland schijnen stammen van andere afkomst te wonen en dit zouden de oudste bewoners des lands zijn.H. behoort tot de provincie Kwang-toeng en staat met het schiereiland Lai-tsjou onder een tao-tai, die zijn zetel heeft te Khioengtsjou. Het eiland, als district Khioeng-tsjoufoe geheeten, is verdeeld in drie onderdistricten: Tantsjou in het n.w., Jai-tsjou in het z. en Wan-tsjou in het z.o., met gelijknamige hoofdsteden. De hoofdstad van het eiland, Khioeng-tsjou, omgeven door een hoogen muur, zou 40.000 inw. tellen, die handel drijven en allerlei handwerken beoefenen. In de nabijheid bevindt zich een kath. missie. De haven, Hoi-haoe, ligt 6 .km. n. van de stad en heeft een douanekantoor; zij staat volgens verdrag sinds 1858, feitelijk echter eerst sinds 1876 open voor vreemdelingen. De waarde van den invoer (hoofdzakelijk indische katoenen garens, opium, shirting, rijst en meel) bedroeg in 1900: 2.106.150 taels, die van den uitvoer (varkens, suiker, betelnoten, sesamzaad enz.) 1.631.941 taels.

Literatuur: Madrolle, L’empire de Chine; H. ei la cöte continentale voisine (Parijs 1900).

< >