Gepubliceerd op 20-01-2021

Gualtherus jakob dozy

betekenis & definitie

Nederl. letterkundige, zoon v/d plantkundige D., geb. 3 Mei 1841 te Leiden, studeerde hier, promoveerde in 1867 in de letteren, en arbeidde sinds in het middelbaar en hooger onderwijs (sinds 1891 als leeraar in geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeentelijke hoogere burgerschool 3-j. cursus te ’s Gravenhage); hij schreef artikelen in verschillende tijdschriften enz., redigeerde van 1868—72 „Ónze Tijd”, was daarop tot 1874 redacteur van „Onze Tolk”, daarop van het „Aardrijkskundig Weekblad”, vervaardigde atlassen, stelde lees- en leerboeken saam, als : Proza en poëzie (met F. de Stoppelaar, 9llc druk, herzien met Th. Nolen, 1894), en zette de Roever’s Het leven van onze voorouders (1900 : afl 46) voort. Verder schreef .hij een aantal geschiedk. werken, als: De Carlisten. Spanje gedurende de laatste jaren (1874) enz.

< >