zeestad in het schotsche graafschap Renfrew, fraai gelegen aan den zuidoever van het hier 7 km. breede Clyde-estuarium, heeft ingevolge de aanhoudende zuidenen westenwinden een mild doch regenachtig klimaat, telde in 1901: 67.645 inw.; een voor schepen van elke grootte toegankelijke haven, ruime dokken (James Watt-Dock), werven, in de omgeving vele villa’s, een marmeren standbeeld van den hier geboren James Watt; stadhuis, een 30-tal kerken en kapellen, latijnsche school, een college (Watt-instituut), stadsbibliotheek (10.000 boekdeelen); suikerraffinaderijen, ijzergieterijen, anker smederijen, machinebouw, spinnerijen, scheepsbouw (voornamelijk ijzeren schepen), stroohoeden- en papier-industrie, zeepfabrieken, visscherij (vooral op haring); groote reederijen, in Schotland alleen door die van Glasgow overtroffen, en uitgebreiden handel. Uitvoer (1899 tot een totale waarde van 557,063 pond sterling) van linnen stoffen, steenkool, enz., invoer (1899 voor 1.161.169 pond sterling) van ijzererts, vlas, hout en ruwe suiker.
In 1899 kwamen in de haven aan: 129 schepen, tezamen metende 142.683 registerton; bovendien heeft het een druk kustverkeer. De eigen vloot telde dat jaar 156 schepen, met tezamen 257.411 nettoton, en ongeveer 300 visschersvaartuigen. G. is ook een station der britsche oorlogsmarine.