italiaansch kunstvorscher, bekend onder het pseudoniem Ivan Lermolieff, geb. 25 Febr. 1816 te Verona, studeerde te München, Erlangen en Berlijn in de medicijnen, vooral in de anatomie, vertoefde vervolgens eenigen tijd in Zwitserland en Parijs, later woonde hij vooral te Florence en te Rome. Hij nam 1848 deel aan de revolutie in Lombardije en kreeg van de voorloopige regeering de opdracht, haar bij de nationale vergadering in Frankfort a.
M. te vertegenwoordigen. In het vervolg hield hij zich te Bergamo met geschiedkundige studiën bezig, vooral met de geschiedenis der schilderkunst tijdens de Renaissance. Sedert 1860 meermalen in het italiaansche parlement gekozen, sloot hij zich als aanhanger van graaf Cavour bij de rechterzijde aan; 1873 werd hij tot senator benoemd; 1874 verhuisde hij naar Milaan, waar hij 1 Maart 1891 overleed. Het doel van M. in zijn kunsthistorische werken was, nieuwe grondslagen te winnen voor ware kunstkennis, door het bezigen eener methode, die in zekeren zin in een geestelijke autopsie der kunstwerken haar uitdrukking moest vinden, inzooverre hij op de bij bepaalde meesters terugkeerende eigenaardigheden, vooral in de vormen van het menschelijk lichaam, trachtte te wijzen. De theorie dezer critiek ontwikkelde M. het eerst in een bespreking der italiaansche schilderstukken in de galerij-Borghese te Rome; voorts publiceerde hij Die Werke ital. Meister in den Galerien von München, Dresden und Berlin (Leipzig 1880; ital.
Bologna 1886), dat later werd uitgebreid tot: Kunstkritische Studiën über ital. Malerei. I. Die Galerien Borghese und Doria Pamfili in Rom. II. Die Galerien zu München und Dresden.
III. Die Galerie zu Berlin. Nebst einem Lebensbild G. Morelli’sr uitgegeven door G. Frizzoni (3 dln., Leipzig 1890—93).