(graaf) italiaansch letterkundige, geb. te Ricanati 1778, overl. te Napels 1837. Zijn eerste werken waren van zuiver wetenschappelijken aard: Vita di Plotino (1814) van Porphysius en Storia deV astronomie volgens de geschriften der grieksche commentatoren van Homerus en Hesiodus; doch vier jaar later (1818) deed hij zich kennen als een hoogbegaafd dichter met zijn Canzoni, geplaatst in de „Spettatore” van Milaan.
De laatste jaren van zijn leven bracht L. te Napels door, lijdend naar lichaam en ziel. Zijn dichtwerken zijn, met uitzondering eener satire, alle van lyrischen aard. Voorts schreef hij in proza o. a. Opere morali, gesprekken over wijsgeerige onderwerpen. Van zijn canzoni worden vooral hoog geschat A Vltaliaf A Angelo, Mai, L’amore e la morte. De meeste van zijn werken ademen een geest van zwartgalligheid en pessimisme, doch tevens een teeder en diep gevoel.