eigenlijk Voss, nederl. philoloog, geb. 1577 in een dorp nabij Heidelberg uit een nederlandsche familie, wijdde zich in Dordrecht en Leiden aan de studie der oudheid, werd 1600 rector te Dordrecht, 1615 rector van bet theologisch college te Leiden, 1622 hoogl. in de welsprekendheid aldaar, 1643 professor der geschiedenis aan het Athenaeum te Amsterdam, waar hij 17 Maart 1649 overleed. Zijn arbeid is voor enkele vakken der oudheidkunde baanbrekend geweest; door hem werd ook de eerste grondslag gelegd voor de kennis der historische vorming van het latijn.
Van deze soort van werken noemen wij: Aristarchus, sive de arte grammatica (Amsterdam 1635, en meerm.), Grammatica latina (Leiden 1607 en meerm.), Etymologicum linguae latinae (1662, en- in 2 dln., 1762—63), Commentariorum rhetorvcorum sive oratoriarum institutionum libri VI (Leiden 1606, en meerm.), Ars rhetorica (ald., 1623) , De historicis graecis libri IV (ald., 1624) , De historicis latinis libri III (ald., 1627). Voorts dient genoemd: De theologia gentili (1642 en 1648). Door zijn Eistoriae Pelagianae libri IV (Amsterdam 1618 en 1665) werd hij in de beweging der Gomaristen en Arminianen betrokken en deswege zelfs vervolgd. Nog heden is zijn naam bij velen bekend, dewijl tot in de vorige eeuw zijn latijnsche spraakkunst het meest verspreide en algemeen gewaardeerde leerboek op de nederlandsche latijnsche scholen was.Zijn zoon Izaac V., geb. 1618 te Leiden, deed reizen naar Engeland, Frankrijk en Italië en begaf zich 1648 op verzoek van koningin Christina naar Zweden; later ging hij evenwel weer naar Engeland, waar bij1 als kanunnik te Windsor 21 Febr. 1689 overleed. Behalve zijn verdienstelijke.' uitgaven van den geograaf Scylax (Amsterdam 1639), van Justinus (Leiden 1640), van Pomponius Mela (’s-Gravenhage 1658) en van Ca tullus (Londen 1684), dienen nog genoemd: De Septuaginta interpreübus eorumque translatione et chronologia (’s-Gravenhage 1661), De poematum cantu et viribus rhythmi (Oxford 1673) en Variarum observaüonum liber (Londen 1685).