graaf van Lobau, fransch maarschalk, geb. 21 Febr. 1770 te Pfalzburg, trad 1792 in dienst bij een vrijwilligersbataljon en werd 1805 door Napoleon tot brigadegeneraal en kort daarop tot zijn adjudant benoemd; na den vrede van Tilsit werd hij divisiegeneraal en inspecteurgeneraal der infanterie; 6 Dec. 1807 kreeg hij het bevel over het observatiekorps aan de Pyreneeën. In het volgende jaar commandeerde hij een divisie in het leger van Bessière in Spanje en nam 14 Juli Medina del Rio Secco in.
Nadat hij 10 Nov. in het korps van Soult was overgegaan, versloeg hij de Spanjaarden bij Germonal. In den veldtocht van 1809 belette hij de vereeniging van generaal Hiller met aartshertog Karel, waarop Napoleon de overwinning bij Eggmühl behaalde. In den slag bij Aspern 21 Mei nam M. het dorp Essling stormenderhand in en droeg hierdoor belangrijk bij tot de redding van het grootendeels op het eiland Lobau samengedrongen fransche leger; daarvoor verkreeg hij den titel van graaf van Lobau. In den russischen veldtocht van 1812 leidde hij als aide-majoor-generaal des keizers de beweging der infanteriekorpsen en vergezelde Napoleon op de vlucht naar Frankrijk. In den veldtocht van 1813 streed hij bij Lützen en Bautzen; na den slag bij Kulm nam hij het bevel over het overschot van het verslagen korps. Met maarschalk Gouvion Saint-Cyr in Dresden ingesloten, geraakte hij bij de capitulatie in oostenrijksche gevangenschap.
Tijdens de Honderd dagen verhief de keizer hem tot pair en gaf hem het commando over de 1ste militaire divisie; in den slag bij Waterloo commandeerde hij het 6de legerkorps tegen Bülow en werd krijgsgevangen gemaakt; daarna verbannen, verbleef hij tot 1818 in Nederland; 1828 werd hij in de Kamer gekozen. Tijdens de revolutie van 1830 behoorde hij tot de municipale commissie, die aan Lodewijk Philips het openbaar gezag in handen gaf; daarvoor werd hij tot pair verheven en met het bevel over de nationale garde in Parijs belast, aan wier hoofd hij de onlusten van 1832 en 1834 op energieke wijze onderdrukte; 30 Juli 1831 ontving hij den maarschalksstaf. Hij overl. 27 Nov. 1838 te Parijs, In Pfalzburg is een bronzen standbeeld voor hem opgericht.