Gepubliceerd op 20-01-2021

George léopold chrétien frédérik dagobert de cuvier

betekenis & definitie

(baron) Fransch natuurvorscher, geb. 23 Aug. 1769 te Montbéliard (dept. Doubs, toenmaals een deel van Württemberg), overl. 13 Mei 1832 aan de cholera, bezocht van 1784 af de Karlsakademie te Stuttgart, werd in 1788 huisonderwijzer v/d graaf d’Héricy op het kasteel Fiquainville in Normandie en hield in hetzelfde jaar voor de studenten in de medicijnen van het militaire hospitaal te Fécamp voorlezingen over plantkunde; omstreeks 1794 trok zijn arbeid over de door Linnaeus onder den algemeenen naam van Vermes, Wormen, vereenigde diersoorten de aandacht van Geoffroy Saint Hilaire, die hem uitnoodigde zich te Parijs te vestigen en hem de betrekking van suppléant bij den anatomisch en cursus van den Jardin des plantes bezorgde: omstreeks dezen tijd begon C. de anatomische verzameling bijeen te brengen, die Iater de volledigste der wereld werd; in 1800 verving hij Daubenton aan het Collége de France, in 1802 Mertrud aan het Muséum; gedurende twee jaren was hij secretaris van de Académie des Sciences; Napoléon I overlaadde hem met onderscheidingen; niettemin mocht hij zich later ook in de gunst van Lodewijk XVIII verheugen, die hem tot kanselier der Universiteit benoemde en hem tot baron en tot grootofficier van het legioen van eer verhief ; Louis Philippe. verleende hem de waardigheid van pair van Frankrijk; weinig later viel bij ten offer aan de cholera.

C., door zijn zeer ontwikkelde en eminente moeder streng protestantsch opgevoed, heeft in de wetenschap de vroegtijdig in zijn geest neergelegde beginselen steeds getrouw gehandhaafd en allerlei anecdoten zijn in omloop omtrent zijn verwerpen van al wat zijn vooringenomen standpunt dreigde aan te tasten, en omtrent zijn vasthoudendheid aan eenmaal geuite uitspraken; men heeft hem verweten de heftigste bestrijder te zijn geweest van de school van het vrije onderzoek, wier aanhangers hij, als kanselier van de universiteit met ongecontroleerde macht bekleed, ten krachtigste zocht te weren. Deze schaduwzijde vermag echter in geenen deele het licht van zijn genie te verduisteren, en Frankrijk rekent hem terecht de grootste naturalist die het ooit bezat. Het begin van zijn loopbaan was moeilijk en donker; de ijverige studie zijner jeugd oefende invloed uit op geheel zijn verder leven, en weinige geleerden van lateren tijd beschikten over een helderder stijl of keuriger taal bij abstracte en als dorre geldende onderwerpen. Reeds in 1795 begon hij, door het aantasten van het algemeen erkende gezag van Linnaeus in al wat de rangschikking der dieren betrof, de omwenteling in de dierkundige wetenschap voor te bereiden, die hij in 1817 met zijn Le Règne animal distribué d'après son organisation voltooide; hiermede stelde hij voor de systematische rangschikking, alleen gebouwd op beschrijving der uitwendige deelen, een andere, gegrond op de inwendige organisatie, in de plaats; hij legde de grondslagen eener waarlijk natuurlijke rangschikking der dieren, zoowel door het invoeren der typen als door aan te toonen, dat het slechts de vergelijkende ontleedkunde is, waarop elke natuurlijke rangschikking steunen moet, omdat eerst door een vergelijkend ontleedkundig onderzoek de onderlinge verwantschap van dikwijls zeer ongelijkvormige maar toch gelijk bewerktuigde dieren aan het licht wordt gebracht. (Niet minder verdienste verwierf hij zich ten opzichte der paleontologie, de wetenschap die tot taak heeft uit de verspreide fragmenten van uitgestorven diervormen weder een geheel saam te stellen, opdat daaruit met meerdere of mindere zekerheid blijke hoe de organische wegens elkander in den tijd zijn opgevolgd. Cuvier’s reconstructiën van uitgestorven dieren zijn evenzooveel meesterwerken van logica, overdenking en intuïtie. In 1835 werd te Montbéliard een standbeeld, het werk van David d’Angers, voor hem opgericht; onder zijn vele werken zijn de voornaamste: Leçons d'anatomie comparée 1800-’05), Recherches sur les ossements fossiles (1821-24), le Règne animal distribué d'après son organisation (1816-29), Histoire naturelle des poissons, onder medewerking van Valenciennes (18291849).

< >