(ridder) duitsch rechts-historikus en staatsman, geb. 2 Nov. 1790 te Erpolzheim in Beieren, trok het eerst de aandacht met zijn Geschichte des altgerm. und namentlich altbair. öffentlich-mündlichen Gerichtsverfahrens (Heidelb. 1824), en werd in 1826 hoogleeraar in de rechten te Munchen. In 1832 met graaf Armansperg en generaalmajoor von Heidegger tot lid van het regentschap van Griekenland gekozen, maakte hij zich zeer verdienstelijk door het samenstellen van verschillende wetboeken.
Toen tusschen het regentschap een openlijke tweespalt was ontstaan, werd hij in 1834 teruggeroepen. Na den val van het ministerie Abel in 1847, trad M. als minister van buitenl. zaken en justitie op. Nadat ook dit kabinet nog in hetzelfde jaar afgetreden was, wijdde M. zich voornamelijk aan zijn wetenschappelijken arbeid, waardoor hij zich een eervollen naam op het gebied der duitsche rechtsgeleerdheid verzekerd heeft. Hij overl. 9 Mei 1872. Van zijn werken moeten nog vermeld: Das griech. Volk in öffentlicher kirchlicher und privatrechtlicher Beziehung vor und nach dem Freiheitskampf bis zum 31. Juli 1834 (3 dln., Heidelb. 1836), Geschichte der Markenver fassung in Deutschland (Erlangen 1856), Geschichte der Fronhöfe, der Bauerhöfe und der Bof ver fassung in Deutschland (4 dln., 1863), Geschichte der Dorfverfassung in Deutschland (2 dln., 1866), Geschichte der Stad!everfassung in Deutschland (4 dln., 1871).Zijn zoon, Konrad von M., geb. 29 April 1823 te Frankenthal, legde zich inzonderheid toe op de studie van het germaansche en Scandinavische volksrecht, was hoogl. in het noordsche recht te Munchen, emeriteerde in 1893 en overl. 16 Sept. 1902. Voorn, werken: Die Entstehung des isldnd. Staates und seiner Verfassung (Munchen 1852), Island von seiner ersten Entdeckung bis zum Untergange des Freistaates (1874), Zur polit. Geschichte lslands (Leipz. 1880), TJdsigt over de nordgermaniske Êetskilders Historie (1878; in het duitsch in von Holkendorffs „Encyklopadie”, I, 5. Aufl. 1890).
