Gepubliceerd op 17-02-2021

Georg friedrich grotefend

betekenis & definitie

duitsch philoloog en archeoloog, geb. 9 Juni 1775 te Münden, studeerde te Göttingen, werd in 1803 prorector, later conrector aan het gymnasium te Frankfurt a. M., in 1821 directeur van het lyceum te Hannover, nam in 1849 zijn rust en overl. 15 Dec. 1853 in laatstgenoemde stad.

Hij gaf in het licht: Anfangsgründe der deutschen Prosodie (Giessen 1815) en een ten volle omgewerkte uitgave der Lat. Grammatik van Wencke (2 dln., Frankf. 1824). Hij is echter vooral bekend als de eerste ontcijferaar van het persepolitaansche spijkerschrift; zijn eerste ophelderingen omtrent dat schrift ver-J. schenen in de Ideen über Politik, den Verkehr ' und den Handel der Alten Welt van Heeren; later publiceerde hij Neue Beiträge zur Erläuterung der per sepoli tanischen Keilschrift (Hannov. 1837), gevolgd door een reeks verhandelingen over babylonische en assyrische spijker-inscripties, en door studies over de oud-italische aardrijkskunde en talen: Rudimenta linguae umbricae (8 stukken, Hannov. 1835—38), Rudimenta linguae oscae (1839) en Zur Geographie und Geschichte von Altitalien (5 stukken, 1840—42). Zijn geschrift Die Sanchuniatlionische S freit frage (Hannover 1836) bevat een scherpe kritiek op WagenfekTs uittreksel uit Sanchuniathon’s „Oudste geschiedenis der Phoeniciërs”.

< >