Gepubliceerd op 29-01-2021

Gallië

betekenis & definitie

lat Gallia. Oudtijds naam van het land tusschen de Pyreneeën, den Atlantischen oceaan en den Rijn, het gebied der Galliërs (Galli) of Kelten (zie ald.). Het van Rome uit uit aan gene zijde der Alpen gelegen gedeelte heette Gallia Transalphw of ulterior, en het noordelijk deel van Italië: Gallia Cisalpina of citerior. Als oudste bewoners in het zuidelijke gedeelte worden genoemd, van het w. door de Garumna en Jihodans ingesloten, de Iberiërs, hier Aquitaniërs geheeten, waaronder de belangrijkste stam de Yasken inde Pyreneeën, vanwaar het land in de middeleeuwen Vasconia (Gascogne) heette, en in het oin de Alpen de Liguriërs, een volk oorspronklijk misschien met de Kelten verwant, benevens de stammen der Salluvii of Salyes en der Vocentii. Beiden werden deels verdrongen, deels onderworpen (aan de zuidkust omstreeks 3iH) v. C.) door de van het n. en o. binnendringende keltische of gallische volken, die buitendien sedert de oudste tijden ook de britannische eilanden, het westelijk en zuidelijk Germanië en al de landen aan den Boven-üor.au bewoonden. Zij verdeelden zich, volgens hunne nog thans levende dialecten ten minste, in drie groote takken : den noordwestelijken gaelisehen. waartoe de Ieren en Scoten behoorden, den eigenlijken keltischen, in midden-Gallië, en den kymrischen, meest in het z o., waartoe de Helvetiërs, Bojers, Yindeliciërs, en de zuid-oostelijke stammen tot in Klein-Azië toe behoorden. Van den middelsten stam, dien de Grieken het eerst aan de ligurische kusten kennen leerden, werd de naam in het grieksch spraakgebruik op het geheele volk overgebracht, terwijl de Romeinen daarvoor den naam Galli gebruikten, die ook eigen was aan de Keltenvolken van Boven-Italië (Galli Cisalpini). Zeker waren de Celten niet, wat de meeste der ouden aannamen, oorspronkelijke inwoners, maar waarschijnlijk van het Oosten (uit Azië?) naar hier verhuisd. — Daarboven wmonden noordw'aarts van de Sequana en Matrona de Belgen, waarbij zich langs den linker Rijnoever Germanen (in Germania superior en inferior) aansloten en mede vermengden. De bevolking van Gallië was dapper, krachtig en oorlogzuchtig, maar ook dikwijls onbezonnen en nieuwsgierig, wispelturig enzwerfziek. Zij waren gesplitst in een menigte onafhankelijke volkeren, die ten tijde dat Caesar j hen beoorloogde, meestal een aristocratischen ! regeeringsvorm hadden. Nadat de Romeinen ! de Galliërs van Boven-Italië overwonnen hadden, rukten zij in 128 v. C , door de Massiliërs tegen de Salyers te hulp geroepen, over de Alpen en maakten in 122 het zuidelijke gedeelte tot provincie, gewoonlijk slechts Provincia geheeten (later Prov. Narbonensis). Jul. Caesar onderwierp in 58 het grootste gedeelte, waarna Augustus in 27 v. C. op grond eener vroegere indeeling geheel Gallië in 4 deelen verdeelde:

1) Gallia Narbonensis (de vroegere Provincia) met de hoofdstad Narbo (118 v. C. de eerste rom. kolonie buiten Italië),
2) G. Aquitania (tusschen de Pyreneeën, den Atlant. Oceaan, de Liger en de Cevennen),
3) Lugdunensis (noordwaarts tot aan de overzijde der Sequana) met de hoofdstad Lugdunum en
4) Belgica.

De streek der atlantische kusten, vooral langs dezeeëngte, droeg, zonder toespeling op de bevolking, den naatn van Armorica, wegens hare ligging langs de zee (keltisch mor). Onder Constantin den G of' Diocletianus was het land in 14, nog later in 17 provinciën verdeeld:

G. Narbonensis in:
1) Narbonensis I. met de hoofdstad Narbo Marcius (Narbonnel,
2) Narbonensis II met Aquae Sextiae (Aix),
3) Alpes maritimae met Ebrodunum (Embrun),
4) Viennensis met Vienna (Vienne),
5) Alpes Grajae et Penninae met Civitas Centronum (Centron)
G) Aquitania in :
6) Novempopulana met Eluza (Eauze)
7) Aquitania I met Civ Biturigum of Avaricum Bourges
8) Aquitania II. met Burdigala (Bordeaux).

G Lugdunensis in:

9) G. Lugd I. met Lugdunum (Lyon);
10) G. Lugd II. met Rotomagus (Rouen),
11) G LugdIII met Civ. Turonum (Tours),
12) G. Lugd IV. met Civ. Senonum of Agendicum (Sens). Belgica in :
13) Belgica I. met Civ. Trevirorum (Trier),
14) Belg. II. met Durocortorum of Civ Remorum (Rheims),
15) Germania I. (superior) met Moguntiacum (Mainz),
16) Germ II. (inferior) met Colonia Agrippina (Keulen),
17) Maxima Sequanorum met Vesontio (Besançon).

De dikwijls weerkomende uitgangen in de namen der steden beteekenen: aber, monding;

bona, grens;

briga, hoogte:

dunum, heuvel;

durum, water;

briva, brug ;

magus, veld ;

nemetum, heiligdom ;

rigum, gracht;

ritum, wadden.

Sedert de 4de eeuw werden overigens de namen der afzonderlijke volken aan hunne hoofdsteden gegeven, waaruit gedeeltelijk de tegenwoordige namen der steden ontstaan zijn.

< >