duitsch componist, geb. 20 Nov. 1765 te Treuenbrietzen in de mark Brandenburg, studeerde in de godgeleerdheid, was op het punt om veldprediker te worden, toen Frederik Willem II, zijn pianospel hoorende, hem in de gelegenheid stelde om zich aan de muziek te wijden. Hij vormde zich onder Naumann te Dresden, werd, nadat hij in 1792 zijn oratorium Isaak te Berlijn had doen uitvoeren, kamercomponist des konings, döorreisde Italië, werd in de plaats van Reichardt kapelmeester en overl. te Berlijn, 8 Juni 1814.
Tot zijn beste composities belmoren: de opera Fanchon, de liederen op Tiedge’s TJrania, Cantate auf den Tod Frieelr. Wilh’.s II., de compositie van het Yaterunser en de opera Die Sylphen.