leider der badensche revolutie, geb. 28 Sept. 1811 te Eichtersheim, was advokaat te Mannheim, kreeg zitting in de badensche Kamer, was weldra de leider der oppositie, doch legde in Maart 1847 na de verwerping van een door hem ingediend voorstel tot belastingweigering zijn mandaat neer; lid van het voor-parlement geworden, zocht hij de permanent-verklaring van dit lichaam te bewerken en toen dit niet gelukte, proclameerde hij 12 April 1848 met Struve van Konstanz uit den opstand, die echter reeds 20 April met het treffen bij Kandern mislukt eindigde. H. vluchtte naar Zwitserland, vandaar naar Amerika, keerde op het uitbreken der Mei-revolutie van 1849 voor korten tijd naar Europa terug, en begaf zich toen weer naar de Ver.
Staten, waar hij weldra een der heftigste agitatoren der republikeinsche partij was. Op het uitbreken van den burgeroorlog bracht hij een regiment bijeen, aan het hoofd waarvan hij zich onder de bevelen van generaal Fremont stelde, werd later overste eener brigade van de Cumberlandarmee, legde in Maart 1864 zijn kommando neer, werd farmer, hield des winters volksvoorlezingen, waagde in 1873 een uitstapje naar Duitschland, en overl. 24 Maart 1881 te St. Louis. Van zijn geschriften zijn te noemen: Reden und Vorlesungen (Neustadt a. d. H. 1872), Betrachtungen über den Kirchenstreit in Deutschland und die Infallibilität (ald. 1874).