geb. 21 April 1772 te Rudolstadt, begon in 1796 een boekhandel te Hamburg, die door zijn ijver en bekwaamheid, vooral ook door de associatie met zijn zwager Joh. Heinr.
Besser (geb. 1775, overl. 1826), een wetenschappelijk gevormd man, weldra een der uitgebreidste van Duitsehland was. De uitgave van het Deutsche Museum (1810—11), waarin de duitsehe gezindheid onder de fransche heerschappij zich lucht gaf, en de moed, waarmede hij in 1813 en 1814 onder de leiders van de bevrijding van N.-Duitschland optrad, brachten hem met vele staatkundigen in blijvende aanraking. Toen hij. in 1814 te Hamburg terugkwam, was zijn zaak nagenoeg geheel te gronde gegaan. Hij richtte die met Besser weder nieuw op en liet haar in 1821 onder de firma Perthes und Besser (1837—65 Perthes-Besser und Mauke, daarna W. Mauke Söhne; sedert 1871 in bezit van Heinrich Wiehern) aan Bessert schoonzoon Mauke (geb. 1790, overl. 1859) over, terwijl hij zelf in 1822 te Gotha als uitgever optrad (geschiedkundige en godgeleerde werken). Hij overl. 1843 te Gotha.Zijn oudste zoon, Friedr. Matth. P., geb. te Hamburg 1800 en overl. 1859 als predikant te Moorburg, schreef o. a.: Die alte und neue Lehre über Gesellschaft, Staat und Kirche (3de uitg. 1850) en Leben des Chrysostomus (1853).
Zijn tweede zoon, Clemens Theodor P., geb. te Hamburg 1809, prof. in de rechten te Bonn, overl. 1867, schreef: Das deutsche Staatsleben vor der Revolution (1845), de ook in onze taal overgebrachte biographie zijns vaders Friedr. P'. Leben (3 dln., 8ste dr. 1896) en de Polit. Zustände und Personen in Deutschland zur Zeit der franz. Herrschaft (1862).
Zijn derde zoon, Andreas Hansa Traugott P., 1813 te Kiel geb., zette na den dood zijns vaders de zaak onder de firma Friedr. Andr. P. te Gotha met goed gevolg vóórt. Hij overl. 1 Jan. 1890. Sedert 1874 stond zijn zoon, Emil, geb. 1841, aan het hoofd der firma, die in 1889 in een maatschappij' op aandeelen werd omgezet.
Johann Georg Justus P., oom van Friedr. Christ. P., vestigde zich in 1785 te Gotha als uitgever, in welke zaak na zijn dood, in 1816, zijn zoon Wilh. P., 1793 te Gotha geb. en 1853 overl., hem opvolgde. Door de uitgave van Stieleris Handatlas in 1816 legde deze den grond tot een europeesch beroemde geographische handelszaak, en maakte zich verder ten opzichte der genealogie en statistiek verdienstelijk.
Zijn zoon Bernhard Wilhelm P., 1821 geb. en 1857 overl., richtte als hoofd der firma in 1854 het beroemde Geographisch Instituut op, dat onder de leiding van Aug. Petermann (zie ald.) binnen korten tijd de belangrijkste inrichting voor kartographie en aardrijkskunde in Europa werd. Hij overl. 1857, waarop de zaak voor rekening zijner weduwe werd voortgezet door Rudolf Besser (overl. 1883) en Adolf Müller (overl. 1880); sinds 1881 staat zijn zoon, Bernhard P„ geb. 16 Juni 1858, aan het hoofd der zaak.
