botanicus, geb. 1811 te Neuenhaus in Hannover, studeerde te Groningen, was eerst arts aan het gasthuis te Amsterdam, werd 1835 lector in de botanie aan. de klinische school te Rotterdam, in 1846 hoogl. in de kruidkunde te Amsterdam, 1859 idem te Utrecht, kreeg in 1862 ook het beheer van ’s rijks herbarium te Leiden, en overl. 23 Jan. 1871 te Utrecht. M. heeft, hoewel hij nimmer Indië betrad, zeer veel bijgedragen tot de kennis der indische flora.
Hoofdwerken: Flora van Nederl. Indië (1855—59), Stirpes Surinamenses Selectae (1850), stukken van de Flora Brasïliensisr (1850), stukken van de Flora Brasiliensis Annales Musei botanici Lugduno-Batavi (4 dln. 1863—69) enz.
