Gepubliceerd op 18-03-2021

Frederik schenck van tautenburg

betekenis & definitie

gest. 1500, eerste aartsbisschop van Utrecht, nadat dit bisdom in 1559 tot aartsbisdom was verheven met de suffraganen (zie ald.) Middelburg, Haarlem, Deventer, Groningen en Leeuwarden. Toen S. v.

T. in 1561 benoemd werd, was hij proost van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht. Hiji wordt zeer geroemd om zijn ijver voor godsdienst en wetenschap. In 1565 hield hij een Provinciale synode om de bepalingen van het Concilie van Trente door te voeren, wat hem echter niet mocht gelukken. Hij stierf in 1580, twee maanden nadat het plakkaat was uitgevaardigd, waarbij de katholieke godsdienst in het gewest Utrecht werd verboden, en zijn lichaam werd in den Dom bijgezet. Zijn opvolgers Herman van Rennenberg en Jan van Bruheze hebben wegens de tijdsomstandigheden den zetel van Utrecht niet meer kunnen bestijgen, en eerst in 1853, bij de herstelling der bisschoppelijke hiërarchie, besteeg weer een aartsbisschop den Utrechtschen zetel, waarbij echter de indeeling der suffragaan-bisdommen geheel werd gewijzigd, n.l. Haarlem, Breda, ’s-Hertogenbosch en Roermond.

< >