Gepubliceerd op 20-01-2021

Frédéric françois chopin

betekenis & definitie

Pianist en componist, geh. 1 Mrt. 1809 te ZelazowaWola bij Warschau, zoon van een franschman Nicolas Chopin, en een poolsche, Justine Kryzanowska, kreeg, 9 jaren oud zijnde, onderricht in klavierspei van den boheemschen muzikus Zywny, en won door zijn snelle vorderingen de gunst van vorst Radziwill, die voor zijn verdere vorming zorgdroeg ; na volbrachte studiën deed hij eenige reizen naar Duitschland en trad in 1829 te Weenen op, vanwaar hij zich in 1831 naar Parijs begaf : hier wijdde hij zich, afgeschrikt door het weinige succes met een concert in het ThéâtreItalien, geheel aan het geven van onderwijs in de muziek en aan de compositie, en vond in Liszt, Berlioz, Heine, Balzac, Ernst en Meyerbeer menschen die hem verstonden; reeds in 1837 vertoonden zich sporen van een borstkwaal; in 1838 ging hij op voorschrift van zijn geneeskundige naar Majorca; de dichteres George Sand vergezelde hem hierheen om hem te verplegen, liet hem echter later aan zijn lot over; hij overl. 17 Oct. 1849 te Parijs, na eerst nog te Londen eenige concerten te hebben gegeven; hij werd tusschen Cherubini en Bellini begraven. C., een zeldzame, hoog-dichterlijke natuur, geheel en al nieuw en origineel zoowel in het groote als in de details, is de schepper van een vóór hem ten volle onbekend genre, van een nieuwen klaviorstijl, die door Liszt opgenomen en voortgeplant werd; daarbij is hij niet in het minst stereotyp of tot enkele origineele wendingen en manieren beperkt, maar geeft blijk van een zeldzame vindingrijkheid.

Zijn compositiën (2 concerten, walsen, phantasiën, nocturnen, preludiën, treurmarschen) bestaan bijna alleen uit klavierwerken.

< >